Hoogwatum, deel 1
De artikelen over de Stefanuskerk in Holwierde en de Mariakerk in Krewerd zijn geschreven naar aanleiding van de naamsverandering van de Stefanuskerk in 2003, welke eerder als Nicolaaskerk wordt aangeduid. De verwarring aangaande de naam stoelt op het feit dat er wel degelijk een Nicolaaskerk of kapel heeft bestaan, alleen niet in Holwierde. Omdat dit kapelletje al lang is verdwenen en er niet veel over bekend is, is deze vergissing wel te verklaren. Ooit heeft deze kapel namelijk tot de parochie van Holwierde toebehoord.
Waar heeft deze kapel dan wel gestaan en wat weten we over de geschiedenis hiervan?
Uit historische bronnen, waaronder de Werdense registers ( Registrum curarum terrae Frisiae Monasteriensis dioecesis) en de kloosterarchieven van het Rijksarchief Groningen waaronder het Cartularium van Feldwert, is deze kapel en haar naam reeds bekend en wel op de wierde van Hoogwatum.
Onderstaand afschrift uit het Cartularium verwijst hier naar.
1499 februari 27 (woensdaeges nae Mathiasdach apostel): Remke Luwerdes en zijn vrouw Tyake, woonachtig te Berom, verklaren in ruil en verkoop te hebben overgedragen aan abt Johan van Norden en het cenvent te Feldwert de Mydde Hoepe, groot 5½ grazen land,begrensd ten zuiden en ten oosten door Sunter Clawsland te Watom, 15½grazen land, geheten de Tyocher, twee grazen land in Watomer Groene en een poel, begrensd ten oosten door de poelen van het convent en ten zuiden door de Bredewech, tegen land als beschreven is in een daarvan opgemaakte akte en een som geld, welke verklaring bezegeld wordt door Hero, pastoor te Berom, en Berent, pastoor te Spijck.
Wanneer de kapel van Watum precies gesticht wordt, is onbekend. Waarschijnlijk nemen omwonende boeren in deze verre uithoek van de parochie Holwierde daartoe het initiatief. In het Ostfriese register wordt zij voor het eerst vermeld in 1475. Uit het afschrift van het Cartularium blijkt zij in 1499 over een eigen vermogen in de vorm van grondbezit in de nabijheid te beschikken. Een kapel is een kerkje, dat nog niet in alle opzichten zelfstandigheid geniet (bijvoorbeeld met betrekking tot doop- en begraafrecht en de viering van hoogtijdagen) van de moederkerk binnen wier parochiegebied het is gesticht. Bij opheffing van een kapel is het gebruikelijk dat haar goederen en rechten aan de moederkerk komen.
En over dit laatste rijst in 1568 een conflict tussen de kerk van Holwierde en de abt van Feldwert, die in Watum een belangrijk voorwerk heeft.
Dhr. W.J. Formsma publiceert in 1960 een opstel over de door hem gevonden stukken in het Staatsarchiv van Münster welke handelen over dit conflict.
Uit deze stukken blijkt dat de pastoor van Middelstum, Gerhardus Werninck, die toendertijd de vertegenwoordiger is van de bisschop van Münster, in 1568 een brief aan de bisschop heeft gestuurd. Er is ruzie ontstaan tussen de pastoor van Holwierde, Lambertus Knasse en de abt van Feldwert, Herman van Dokkum, over de kapel van Watum, zo schrijft hij.
Volgens de pastoor van Holwierde zijn de inkomsten uit het grondgebied van de kapel ontoereikend om een geestelijke te onderhouden. De kapel is daardoor buiten gebruik geraakt en het kapelleland van 32 grazen is bij het kerkenland van Holwierde gevoegd.
Het gebouw zelf verkeert in slechte staat en is tot een stal voor beesten verworden.
De abt van Feldwert protesteert hiertegen en verklaart zich bereid de kapel door een kloosterling te laten bedienen, mits – en dat is waarschijnlijk het belangrijkst – het kapelleland aan Feldwert zal komen.
Dat de abt iets aan de toestand wil doen is niet verwonderlijk. Zijn voorwerk, de boerderij die nu Hoogwatum wordt genoemd en de kapel zijn namelijk buren.
De boerderij is de woonplaats van enige nonnen die het beheer over het bedrijf voeren, want in de provincierekening van het jaar 1595 staat vermeld, dat Pieter Harmen woont in 'den behuysinge daer de susteren plagen te wonen'.
Het zal dus voor de abt ook niet moeilijk zijn in een herstelde kapel weer erediensten te doen houden en de 32 grazen land bij zijn voorwerk te voegen. Voor de pastoor van Holwierde is het, gezien de afstand of gezien financiële aspecten, blijkbaar wel een probleem geworden om de kapel van een priester te voorzien maar de pastoor wil de inkomsten uit het grondbezit wel behouden.
Hoe het is afgelopen met de ruzie tussen de abt en de pastoor is helaas niet bekend. Hierbij moeten we bedenken dat de kapel van Watum een twistappel wordt in 1568. Dat is ook het jaar, waarin de 80-jarige oorlog begint met de intocht van Lodewijk van Nassau in Groningerland en van de slag bij Heiligerlee en van het strenge optreden van Alva tegen de Groningers. De regio zal ongetwijfeld in rep en roer geweest zijn en pastoor Lambertus en abt Herman hebben waarschijnlijk heel andere zorgen aan hun hoofd. Bovendien heeft, officieel althans, de bisschop van Münster door de herindeling van de bisdommen door Filips II in 1559, alle zeggenschap over het Groningse deel van zijn diocees verloren. In 1561 is Johannes Knijff tot bisschop van Groningen benoemd maar door omstandigheden wordt hij pas in 1568 geïnstalleerd.
Als de pastoor van Middelstum zijn brief schrijft met de vraag hoe hij in de kwestie tussen pastoor en abt moet handelen, is Knijff in Groningen nog niet echt begonnen. Dat zal wel de reden geweest zijn dat hij zijn 'oude' bisschop om raad heeft gevraagd.
Er worden skeletten gevonden
Hierna duikt ook de geschiedenis van de kapel van Watum onder in de stukken totdat op 31 mei 1969 een draglinemachinist, die bezig is met grondverzet in het kader van de dijkverzwaring, op menselijke resten stuit.
Omdat men denkt dat het resten zijn van in de oorlogsjaren 1940-1945 omgekomen Joodse Nederlanders en de pers er veel ophef over maakt, wenden zich twee leden van de Tweede Kamer schriftelijk tot de minister van justitie met de vraag of hij een onderzoek wil instellen.
Het Biologisch Archeologisch Instituut (B.A.I.) van de Rijksuniversiteit Groningen wordt benaderd met het verzoek de vindplaats te inspecteren. Het B.A.I. ontdekt dat wat de dragline heeft aangesneden, een laatmiddeleeuws grafveld is.
Er worden skeletdelen gevonden van 120 personen, die kennelijk op het voormalige kerkhof van Hoogwatum zijn begraven. Ook de fundering van de kapel wordt gevonden, alsmede halfronde dakpannen en brokken pleisterwerk.
Na bestudering van de situatie en nadat alles in kaart is gebracht, wordt het stuk grond bedolven onder de voet van de machtige zeewering zodat ons niets meer rest dan een herinnering aan deze, aan St. Nicolaas, gewijde kapel.
Over Hoogwatum in het menu 'Dorpen' en 'WOII' staan nog meer verhalen over Hoogwatum.
|